De geschiedenis van ADD

In 1937 werkte de arts Charles Bradley in een inrichting voor moeilijk hanteerbare jongens. In plaats van deze jongeren doormiddel van harde tucht te leren functioneren besloot hij hun stimulerende medicijnen toe te gaan dienen. Hij had al eerder en bij toeval ontdekt dat stimulerende medicijnen, die onder andere werden toegepast als middel om af te vallen, een kalmerende effect had op een bepaalde groep mensen. Het resultaat was bij verbluffend.

Charles BradleyTerwijl menig collega Bradley voor gek verklaarde omdat ze er al vanuit waren gegaan dat de problemen alleen maar zouden verergeren gebeurde het tegenovergestelde. Deze onhandelbare jongens bleken nu in staat om zich beter te kunnen concentreren en werd hun gedrag beheersbaar. Het leek alsof er letterlijk op een rem werd getrapt die de chaos van de hersenen leek te verminderen. Helaas heeft het nog erg lang geduurd voordat er erkenning was voor een medische verklaring. Misschien wel vanuit schaamte omdat men eeuwen lang van mening was dat alleen slechts door middel van harde tucht ongewenst gedrag kon worden beteugeld.

Onderzoek naar ADHD

Vanaf dat moment is er een begin gemaakt met een grondig medisch onderzoek naar dat, wat we nu ADHD zijn gaan noemen. Men ontdekte dat er niet alleen sprake was van hyperactiviteit maar ook vormen van alleen aandachtstekort– en concentratiestoornissen; Attention Deficit Disorder, oftewel ADD. In de jaren 1970 kwam men tot de conclusie dat ADHD geen typische kinderziekte was die rond de pubertijd zou verdwijnen, maar dat zo’n 60% ook daarna als volwassene last zou blijven houden van de symptomen. Ondanks deze wetenschappelijke feiten was nog steeds de algemene maatschappelijke mening dat AD(H)D een moralistisch probleem was en geen biologische oorzaak had. Ook waren er nog veel aanhangers van de freudiaanse tijdperk die vooral van mening waren dat AD(H)D een neurotische afwijking was en veroorzaakt doordat ouders steeds minder tijd en aandacht voor hun kinderen hadden.

ADD en PET-scan

Een grote doorbraak werd in 1990 gemaakt tijdens het maken van een PET-scan waar men verschillen in hersenactiviteit ontdekte tussen volwassenen met AD(H)D en volwassenen zonder AD(H)D. Toen men daarna besloot om door middel van MRI een duidelijker beeld te krijgen werden nog grotere verschillen ontdekt. Bovendien bleek uit een nieuw genetisch onderzoek dat AD(H)D een familiekwaal was en voor ongeveer 75% erfelijk belast.

Ondanks al deze bewezen feiten zijn er zelfs nu nog genoeg mensen erg sceptisch en zijn ze nog steeds van mening dat AD(H)D een kwestie is van gebrek aan mentaliteit en een morele inslag. Nog vaak wordt beweerd “waar een wil is, is een weg” en zolang er maar voldoende motivatie is, vrijwel alles mogelijk zal zijn. Helaas is voor iemand met ADD hier nauwelijks aan te voldoen omdat de hersenen simpelweg een andere hiërarchische indeling maken voor wat betreft prioriteiten en belangrijke taken. Deze indeling gaat buiten onze wil om.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *